- Home
- Producten
- Brandwerende kleppen
- MARKAGE FD
- Installatie
MARKAGE FD - Installatie
Plaatsing in massieve wand, afdichting mortel
Het product werd getest en goedgekeurd in:
- Cellenbeton ≥ 100 mm | EI 90 (ve i o) S (300Pa) | Mortel | Installatiemethode: ingebouwd 0°/90°/180°/270° | 200x200 mm ≤ MARKAGE FD ≤ 1000x2400 mm
Maak een opening met afmeting (Bn+375) x (Hn+150) mm.
Plaats de klep in de opening.
Stut de tunnel en plaats de klepbladen in gesloten toestand om vervorming van de tunnel tijdens het uitdrogen van de afdichting tegen te gaan.
Stut de tunnel en plaats de klepbladen in gesloten toestand om vervorming van de tunnel tijdens het uitdrogen van de afdichting tegen te gaan.
Dicht de resterende opening af met standaard mortel.
Controleer de vrije beweging van de klepbladen na de droogtijd van de afdichting en na het verwijderen van de stutten.
Test de goede werking van het mechanisme van de klep.
Test de goede werking van het mechanisme van de klep.
Plaatsing in massieve wand, afdichting harde steenwolplaten met coating
Het product werd getest en goedgekeurd in:
- Cellenbeton ≥ 100 mm | EI 90 (ve i o) S (300Pa) | Gecoate steenwol + coating ≥ 140 kg/m³ | Installatiemethode: ingebouwd 0°/90°/180°/270° | 200x200 mm ≤ MARKAGE FD ≤ 1000x2400 mm
Maak een opening met afmeting (Bn+295+C+D) x (Hn+70+B+E) mm.
Plaats de klep in de opening. Afdichting B, C, D & E tussen 50 en 400 mm.
De brandklep moet niet centraal in de opening geplaatst worden. De afstand tussen de brandklep en de rand van de opening is maximaal 400 mm.
De brandklep moet niet centraal in de opening geplaatst worden. De afstand tussen de brandklep en de rand van de opening is maximaal 400 mm.
Stut de tunnel en plaats de klepbladen in gesloten toestand om vervorming van de tunnel tijdens het uitdrogen van de afdichting tegen te gaan.
Dicht de resterende opening af met 2 lagen gecoate harde steenwolplaten van 50 mm (type PROMASTOP CB-CC). Deze platen moeten geschrankt geplaatst worden. Breng bij plaatsing telkens vulpasta (type PROMASTOP-CC) aan op het eind van elke plaat.
Deze platen moeten geschrankt worden en de voegen moeten rondom bedekt worden met vulpasta (type PROMASTOP-CC), zodat een uniforme laagdikte ontstaat voor de volledige afdichting.
Controleer de vrije beweging van de klepbladen na de droogtijd van de afdichting en na het verwijderen van de stutten.
Test de goede werking van het mechanisme van de klep.
Test de goede werking van het mechanisme van de klep.
Plaatsing in flexibele wand, afdichting harde steenwolplaten met coating
Het product werd getest en goedgekeurd in:
- Metal stud gipsplatenwand Type F (EN 520) ≥ 100 mm | EI 90 (ve i o) S (300Pa) | Gecoate steenwol + coating ≥ 140 kg/m³ | Installatiemethode: ingebouwd 0°/90°/180°/270° | 200x200 mm ≤ MARKAGE FD ≤ 1000x2400 mm
Maak een opening met afmeting (Bn+295+C+D) x (Hn+70+B+E) mm.
Plaats de klep in de opening. Afdichting B, C, D & E tussen 50 en 400 mm.
De brandklep moet niet centraal in de opening geplaatst worden. De afstand tussen de brandklep en de rand van de opening is maximaal 400 mm.
De brandklep moet niet centraal in de opening geplaatst worden. De afstand tussen de brandklep en de rand van de opening is maximaal 400 mm.
Stut de tunnel en plaats de klepbladen in gesloten toestand om vervorming van de tunnel tijdens het uitdrogen van de afdichting tegen te gaan.
Dicht de resterende opening af met 2 lagen gecoate harde steenwolplaten van 50 mm (type PROMASTOP CB-CC). Deze platen moeten geschrankt geplaatst worden. Breng bij plaatsing telkens vulpasta (type PROMASTOP-CC) aan op het eind van elke plaat.
Deze platen moeten geschrankt worden en de voegen moeten rondom bedekt worden met vulpasta (type PROMASTOP-CC), zodat een uniforme laagdikte ontstaat voor de volledige afdichting.
Controleer de vrije beweging van de klepbladen na de droogtijd van de afdichting en na het verwijderen van de stutten.
Test de goede werking van het mechanisme van de klep.
Test de goede werking van het mechanisme van de klep.
Plaatsing met verticale ophanging (VS MAS)
Breek de rondsels van de hoeksteunen en bewaar deze voor de verdere installatie.
Plaats de hoeksteunen op de hoeken van de klep.
De oriëntatie is afhankelijk van de gewenste oriëntatie van de klep (verticale of horizontale klepbladen).
De U-vormen van de hoeksteunen staan uitgelijnd op elkaar en geven de verticale richting aan. De kortste zijde van de hoeksteunen, waar telkens 1 schroef in komt, komt finaal aan de boven- en onderkant van de klep.
De oriëntatie is afhankelijk van de gewenste oriëntatie van de klep (verticale of horizontale klepbladen).
De U-vormen van de hoeksteunen staan uitgelijnd op elkaar en geven de verticale richting aan. De kortste zijde van de hoeksteunen, waar telkens 1 schroef in komt, komt finaal aan de boven- en onderkant van de klep.
Bevestig de hoeksteunen met de bijgeleverde schroeven Ø 5x35 mm. De schroeven ter hoogte van het aansluitingscompartiment zitten op 15 mm van de rand, terwijl de schroeven in de tunnelwand op 55 mm van de rand zitten.
Positioneer de klep in de opening van de wand volgens de richtlijnen per wandtype.
Plaats de draadstangen (≥ M10) voor de ophanging van de klep aan de voor- en achterzijde van de wand, waarbij F = 320 mm. Plaats op elke draadstang een rondsel en een moer. Breng alle rondsels op gelijke hoogte.
Plaats de klep op de rondsels. De draadstangen vallen telkens binnen de U-vorm van de hoeksteunen. Let erop dat de rondsels vergrendelen in de onderste hoeksteunen.
Bij doorvoering door de compartimentswand moet de ophanging niet geïsoleerd worden. Bij plaatsing in kanalen dient de ophanging gelijkwaardig geïsoleerd te worden als de ophanging van het kanaal.
Bij doorvoering door de compartimentswand moet de ophanging niet geïsoleerd worden. Bij plaatsing in kanalen dient de ophanging gelijkwaardig geïsoleerd te worden als de ophanging van het kanaal.
Stut de tunnel en plaats de klepbladen in gesloten toestand om vervorming van de tunnel tijdens het uitdrogen van de afdichting tegen te gaan.
Zorg voor de verdere afdichting van de klep volgens de richtlijnen per wandtype.
Zorg voor de verdere afdichting van de klep volgens de richtlijnen per wandtype.
Algemene opmerkingen
- De plaatsing dient steeds te gebeuren conform het installatievoorschrift en het classificatierapport.
- Stand van de as: zie prestatieverklaring.
- Vermijd obstructie van aansluitende kanalen.
- Inbouw van het product: altijd met gesloten klepblad.
- Kijk na of het klepblad vrij kan bewegen.
- Bij montage dienen de veiligheidsafstanden t.o.v. andere constructie-elementen gerespecteerd te worden. Het bedieningsmechanisme moet ook toegankelijk zijn: voorzie een speling van 200 mm rond de behuizing.
- De klasse van luchtdichtheid blijft behouden indien de installatie van de brandklep gebeurt conform de installatievoorschriften
- Rf-t brandkleppen worden steeds getest in gestandaardiseerde draagconstructies volgens EN 1366-2. De behaalde resultaten gelden voor gelijksoortige draagconstructies met een brandweerstand, dikte en dichtheid gelijk aan of groter dan de draagconstructie van de test.
- Als de wanddikte groter is dan de minimale dikte aangegeven in onze installatievoorschriften, gelden volgende voorwaarden voor de afdichtdiepte: - Bij flexibele wanden en sandwichpaneelsysteemwanden moet de afdichting steeds over de volledige diepte van de wand aangebracht worden. - Bij massieve wanden, massieve vloeren en gipsblokkenwanden volstaat de minimale afdichtdiepte zoals aangeduid in onze installatievoorschriften (vaak gelijk aan de minimale wanddikte). Afdichting aan te brengen ter hoogte van het klepblad (vanaf de wall limit aanduiding/inbouwaanslag).
- Bij inbouw van een brandklep in een flexibele metal stud wand is het bij sommige installatiemethodes vanuit brandtechnisch oogpunt niet noodzakelijk om versterkingsprofielen rond de wandopening aan te brengen (zie verder). Hou voor opbouw van dit type wanden steeds rekening met de algemene instructies van de producent van deze wandsystemen.
- De klep moet bereikbaar zijn voor inspectie en onderhoud.
- Minstens 2 visuele controles per jaar zijn aangewezen.